Turnhal Ellecom
Korte inleiding
Het huis Avegoor werd reeds in 1940 door de Duitse Wehrmacht gevorderd en niet veel later door de Waffen-SS overgenomen. Op 1 mei 1941 werd een opleidingskamp ingericht voor de Nederlandsche SS. Later kwamen ook leden van de NSB, de WA (Weerafdeling NSB) en de Nationale Jeugdstorm in aanmerking. De SS-Schule stond onder leiding van SS-Hauptsturmführer Dr. Alphons Brendel. Men kreeg lessen in politieke, wereldbeschouwelijke en geestelijke onderwerpen. Ook een lichte militaire training behoorde tot het aanbod, maar was niet bedoeld voor dienst aan het front.
Het meest in het oog springende aspect was echter wel dat dit ‘keurkorps’ in een paar weken tijd tot in perfectie werd bijgebracht hoe men ‘hard ‘ werd en er in geoefend werd weerloze mensen, ondanks hun harde arbeid uit te hongeren, onophoudelijk met knuppels, karwatsen en zwepen af te ranselen en met bajonetten te bewerken.
Behoefte aan sportfaciliteit
Een goede lichamelijke opvoeding en conditie vormde eveneens een belangrijk aspect in de vorming, waarvoor aanvankelijk geen voorzieningen aanwezig waren. Hiervoor wilde Alphons Brendel aan de voorzijde van Avegoor een sportbaan (met tribune) en een exercitieterrein aangelegd zien. Bovendien moest er een turnhal komen.
Voorwerk
De werkzaamheden voor de bouw zouden na de zomer van 1942 moeten aanvangen. Allereerst moesten er werkkrachten gevonden worden. Dit was niet zo moeilijk, joden immers waren intussen een bevolkingsgroep geworden van de laagste soort. Ze werden bij bosjes opgepakt en naar werkkampen vervoerd, ‘dus niemand zou het een verlies vinden om enige tientallen hier aan het werk te zetten’, zo was de redenatie.
Een ooggetuige
Amsterdammer Max Deen was een van de 139 joden die op 2 september 1942 in het kader van de zogeheten Werkverruiming in Rotterdam (45), Amsterdam (49) en Den Haag (45) werden gesommeerd hun koffer te pakken om elders aan het werk te kunnen worden gezet.
‘Argeloos en onkundig van wat ons te wachten zou staan, voldeden we aan het bevel. Mijn vader bracht me – ik was toen 21 jaar oud en werkzaam als hovenier – naar het Muiderpoortstation met een rieten koffer met wat kleding en leeftocht. De treinreis was voor de meesten een avontuur, want velen waren nog nooit ver van huis geweest. Maar eenmaal aangekomen op het perron van Dieren, begon de realiteit door te dringen. De koffers moesten op een hoop worden gegooid; de inhoud zou worden gesorteerd. Een broek, een hemd en een jasje werden ons toegeworpen. We gingen op mars naar Ellecom. Protesten werden beantwoord met slagen. Het tempo werd hooggehouden door middel van zweep- en stokslagen. Aangekomen bij Villa Irene, door de Duitsers cynisch Neu Palästina gedoopt, moesten we de schoenen uitdoen en werden, voor velen, overmaatse klompen uitgereikt. Met een botte tondeuse werden onze hoofden kaal geschoren. Er werd niet meer gepraat maar slechts gesnauwd. Ten slotte werden we langs een rij met knuppels gewapende soldaten de trappen naar de zolder op geranseld. De overgang van het onschuldige afscheid die ochtend van mijn twee zusjes en ouders naar de avond was onvoorstelbaar groot.’
Het oplopende terrein naar de straatweg moest met de hand worden afgegraven en geëgaliseerd. De afgegraven grond werd met lorries achter Avegoor gebracht en gebruikt om het hier aanwezige moeras te dempen, teneinde hier de bouw van de turnhal mogelijk te maken. Onder mensonterende omstandigheden en met slechts twee sneden brood en een kom waterige soep per dag werd het werk in elf weken geklaard. Drie van de groep waren na vijf tot acht weken al bezweken aan de voor hen veel te zware werkzaamheden, gepaard aan onvoldoende voeding en excessief geweld. Zij werden door eigen mensen begraven op de begraafplaats van Ellecom. Op 21 november was het werk klaar en werden 33 man, ernstig ondervoed en gehavend, opgenomen in het ziekenhuis. De overgebleven groep – 103 man – tot op het bot uitgemergeld, amper 35 kilo wegend en soms deerlijk verminkt door de slagen en hondenbeten, ging naar het doorgangskamp Westerbork. Hier konden zij gedurende een kleine drie maanden aansterken in de ziekenboeg. Velen van hen waren namelijk gebruikt als oefenmateriaal bij bokslessen en (herders)hondentraining. (Lees: Charles Lewinsky: Terugkeer ongewenst, blz. 321-325).
Bouw Turnhal
In detail zijn gegevens over de bouw, de ontwerper als de aannemer onbekend gebleven. De bouw lijkt onder verantwoordelijkheid van SS-Untersturmführer Karl Hautz, Leiter der Zentrallbauleitung in Nederland te hebben plaatsgevonden. SS-Untersturmführer Hartmann, als sportinstructeur verbonden aan de SS-Schule, had een lijst van negen ideeën opgesteld over de wenselijke inrichting van de sporthal.
Zeker is wel dat een Bennekomse architect, na daarvoor te hebben gesolliciteerd, als opzichter bij de bouw actief was. Over de mogelijke aannemer wordt wel gezegd, dat het werk in handen gegeven werd van een Arnhemse aannemer, die met Duitse vaklieden en gevangenen uit de Arnhemse Koepelgevangenis de bouw op zich namen.
Beschrijving
Het redelijke vermoeden bestaat dat het gebouw is ontworpen door architecten en ingenieurs uit de Nationaal Socialistische bouwwereld (G.Troost), hetgeen gebruikelijk was bij hun bouwwerken. Het gebouw getuigt door de enorme omvang van de rieten kap met de fraaie langgerekte dakkapel, het zadeldak, het uitgestrekte bordes en de getoogde vensters, van duidelijke invloeden van architectuur ten tijde van het Derde Rijk. Ook de massief ogende, gelamineerde spanten, solide houten standvinken (schoren) ter ondersteuning van de bordes over-kapping en andere houten elementen tonen een Duitse inslag, zoals deze wel te zien zijn geweest bij ondermeer ‘Jugendherberge’. Gezien de bouwwijze is de hal te vergelijken met de bouwwerken op het door de Duitsers uitgebouwde vliegveld Deelen, of wel de ‘Fliegerhorst Deelen’ genoemd. Sommige kenners van Nederlandse architectuur zien dit echter anders. Zij zien in de Turnhal verwijzingen naar een Gooise Landhuisstijl.
Qua grootte en vorm beantwoordt de hal niet zozeer aan het idee van een turnhal, maar eerder vanuit het oogpunt van camouflage. De hal gaat zowel vanaf de grond als vanuit de lucht op in het landschap als een boerderij en dus niet herkenbaar als, of gelieerd aan een militair object.
Het gebouw kent drie delen: twee koppen en een middendeel. Dit middendeel was bestemd voor sport en 15 meter hoog. De beide kopse zijden hebben twee bouwlagen, de westzijde is als dienstwoning bedoeld geweest, de oostzijde heeft een kamerverdeling. Aan de lange zuidzijde is een kantine en keuken ingericht.
Opening
Op zondag 11 april 1943 kon de turn-en exercitiehal feestelijk worden geopend in het bijzijn van Henk Feldmeijer, leider van de Germaansche SS (voorheen de Nederlandsche SS), SS-Obergruppenführer Hanns Albin Rauter en de commandant van de school SS-Hauptsturmführer Dr. Alphons Brendel. Tijdens de plechtigheid reikte Rauter, die als hoogste SS-er in Nederland direct onder Heinrich Himmler viel, aan 62 mannen van de Germaansche-SS het Reichssportabzeichen uit. In zijn rede gaf Rauter plechtig aan dat ‘er al 60 cursussen waren gehouden en 2000 mannen waren gevormd’. Mussert en Heinrich Himmler zelf zouden Avegoor nadien ook een paar maal met een bezoek vereren. Zie ook de films op: www.rhedenopdekaart.nl/ellecom/WO-II/SS-Schule Avegoor
Gebruik in vredestijd
De hal werd, samen met het aan de overzijde van het voetbalveld gelegen menagegebouw, tegenwoordig woning, na de oorlog bij gebrek aan celruimte in gebruik genomen als onderdeel van het Verblijf en Bewaringskamp Avegoor voor oorlogsdelinquenten. Per 1 december 1948 werd dit kamp weer opgeheven. Avegoor werd teruggeven aan Abva Kabo, de sporthal met de grond aan Middachten. Nadat het eigendom van de hal eind jaren zestig van Middachten op de gemeente Rheden was overgegaan, was het enige jaren weer mogelijk hierin sport te beoefenen, zoals indoortennis en badminton. De grond bleef in eigendom van Middachten. Op een deel van die grond stond Middachten toe, dat hier een speelveld voor de plaatselijke voetbalvereniging EDS werd ingericht. Middachten verhuurde de hal eerst als vakantieoord Middachten, daarna als jeugdherberg Nuestro Capricho. Nadien kon er zelfs weer enige jaren in gesport worden, indoor tennis en badminton. In de tachtiger jaren vonden hier asielzoekers een toevlucht, hetgeen genadeloos bleek voor het gebouw. Het stond er jarenlang gehavend en troosteloos bij, maar het is, uiteindelijk, in de zomer van 2017 gerestaureerd dankzij een ruime subsidie van de Provincie Gelderland. Het dak is gedicht en voorzien van een nieuwe rieten bedekking. Het nieuwe aanzicht moet helpen bij het vinden van een passende invulling voor het gebouw.
John Striker
Bronnen: Timmerman en Striker, A&H 166-167, 2010
Prof. Gerdy Troost, Bouwen in het Derde Rijk, 1943
H. Hoogeveen, Achter de Rododendrons, 2013
N. Wijsdek, St. In Arcadië, 2013
Gemeente Rheden, Redengevende beschrijving, 1993